Letterkunde.letterentijdschriften.nl

B. Besamusca en J. Tigelaar (red.), Karo-
lus Rex: Studies over de middeleeuwse verhaal- traditie rond Karel de Grote. Middeleeuwse plificeerde indeling:Studies en Bronnen LXXXIII. Hilver- 1. Motievenonderzoek. Tot deze groep sum: Verloren. ISBN 90-6550-820-1. Prijs de dood van de held in de chansons de geste, Wackers, die de verhouding tus- In het najaar van 2004 nam Hans van Dijk sen proz (voortreffelijk) en sage (wijs) terkunde aan de rijksuniversiteit Gronin- in de Renout van Montalbaen en De scheiden heeft door onder meer zijn dis- 2. Onderzoek naar de literair-historische sertatie over het Roelantslied, als oprichter af deling van de Société Rencesvals.
van het Roelantslied stammen, Van der die bijdragen over de ‘na werking’ van de van Karel ende Elegast nog eens op een Een register complementeert het geheel.
bundel biedt, is het nuttig de bij dragen NederlaNdse Letterkunde • Jaargang 10 • nr 3 • september 2005
wordt, Besamusca, die de auteurs van Om te beginnen, Duijvestijn plaatst de Duitse vertaling van de Ogier in de Chanson de Roland-traditie tegen de hun socio-culturele context probeert achtergrond van rechtsopvattingen van te plaatsen, Dauven-Knippenberg, die na de tiende eeuw. Daarin zijn twee fasen nieuw licht werpt op de polemiek van te onderscheiden. In de eerste, die van Maerlant met de ‘borders’, Ramakers, het accusatorische procesrecht, neemt de die op grond van taal gebruik en motie- overheid de taak van de benadeelde over; ven constateert dat de Gloriant van de eigenlijk gaat het om een geding tussen abele spelen de meeste verwantschap twee partijen. De rechter gaat niet zelf op met vooral de late epiek vertoont, zoek naar de materiële waarheid, maar en van Weddige, die de Deens-Duit- vonnist nadat de partijen hun zienswijze se proza-overlevering van de Ogier- over de waarheid van de gestelde feiten stof behandelt, zonder overigens de kenbaar hebben gemaakt. Als de menin-lutherse achtergrond van de Deense gen bleven botsen, kon een gerechtelijke vertaler-bewerker te verwaarlozen.
3. Onderzoek naar de maatschappelijke fase, de inquisitorische, wordt de straf- context. Hiertoe behoren de bijdragen vervolging van overheidswege ingesteld; van Duijvestijn over ontwikkelingen in de rechter is dan zelf waarheidsvinder de middeleeuwse rechtsgang, Tigelaar en kan een bekentenis afdwingen door over de functie van de Karelstof in Bra- dwangmiddelen. Daarbij komt dat tot ca. bant, Van Oostrom over de burgerlijke 1200 de straf tot doel had genoegdoe-aanwezigheid in de Flovent, het artikel ning voor de geleden schade en herstel van Van Buuren, die aandacht schenkt van de rechtsorde, daarna kreeg die ook aan de gebeden in de Malegijs, van als functie generale preventie, en wel als Huizenga, die hetzelfde werk tegen de bescherming van de gemeenschap. achtergrond van de veertiende- en vijf- Nu herkent Duijvestijn in de Chanson tiende-eeuwse opvattingen over weten- de Roland-traditie (Chanson de Roland, Ruo-schap plaatst, dat van Lie, die de magi- lantes Liet ca. 1170 en de Karlmei net-versie sche handelingen die Malegijs in dit ca. 1300) zijn trekjes van beide fasen. werk verricht, vergelijkt met recepten In overeenstemming met de accusatoire en experimenten in artesteksten, en treedt Karel als per soonlijke aanklager die van Basterd, die de afbeelding van tegen Guenelun op, en niet als vertegen-Karel de Grote op een tapijt in Hal- woordiger van de overheid. Verder von-berstadt, waar hij Karolus Rex heet, in nist hij op grond van materiaal dat door verband probeert te brengen met het de beide partijen wordt aangedragen en tekstmateriaal dat het bevat.
niet op grond van eigen waarheidsvin-ding; als er geen uit sluitsel komt, volgt Behalve een boeiend overzicht van de er een tweekamp. Een inquisitoir trekje stand van zaken anno 2004 biedt dit is de straf, de vierendeling, die tot doel boek ook tal van uit dagingen tot verder heeft afschrik te wekken.
onderzoek. Een aantal daarvan wil ik Dat Duivestijns invalshoek een breder kort aanstippen.
bereik heeft, maakt hij duidelijk aan de hand van Karel ende Elegst. In dit werk is oorspronkelijk Rigant geluid moet heb-de tweekamp eigenlijk overbodig, omdat ben, omdat zijn naam rijmt op vant; hier door de ooggetuige voor de rechter Karel moet een n als u zijn verlezen. In het het sluitende bewijs al geleverd was: een Middelnederlands speelt deze poorter argument voor Duinhovens twijfel aan een heldenrol die te vergelijken is met de oorspron kelijkheid daarvan. Daarom die van de visser Tierri in de Vlaamse zou het interessant zijn na te gaan hoe Aiol. In het Oudfrans treedt hij niet op, de rechtspraak in andere ridder romans maar op de corresponderende plaats verloopt. in de Italiaanse versie is het een villano, Wackers ziet een de ontwikkeling in een dorper, die geen ridderlijke ambi-de manier waarop de verhouding tussen ties heeft. Omdat de ons over geleverde Roelant en Olivier be schreven wordt in Oudfranse grondtekst op de betrokken de Chanson de Roland-traditie. In de ver- plaats een afgeraffelde indruk maakt, sion d’Oxfort (ca. 1100) is Roland het is het mogelijk dat het betrokken per-type van de held, proz, ‘voortreffelijk’: sonage daar is weggewerkt. Maar daar hij is ingesteld op de strijd en uitsluitend staat tegenover dat de Floovant in Arras op zichzelf gericht; Olivier is sage: hij bekend is geweest, terwijl de taal ervan houdt rekening met de gevolgen, ook naar Lotharingen/Noord-Bourgondië voor anderen. In de version de Paris wijst, dus naar de periferie van het Franse (ca. 1200) wordt de interne spanning rijk. Zo blijft de Flovent een argument die van deze tegenstelling het gevolg is, bevatten voor burgerlijke origine van de weggewerkt; de helden zijn inwisselbaar Middelnederlandse epiek. Deze observa-geworden, alleen de strijddeugden wor- tie nodigt uit tot systematisch onderzoek den gepropageerd. In de tijd van het naar het voorkomen van burgers in de Laatmiddelnederlandse volksboek (ca. ridderromans en de rol die ze spelen.
1520) is de intellectuele component in Frappant is de grote aandacht die de samenleving sterker geworden. Als aan de Malegijs wordt geschonken, die gevolg daarvan wordt Roelants weige- sinds enige tijd door de publicatie van de ring op de hoorn te blazen en daarmee Middelduitse omzetting ervan volledig om hulp te vragen enerzijds expliciet beschikbaar is: maar liefst drie auteurs onjuist ge noemd. Anderzijds is Roelant zeggen er hun zegje over. Opmerkelijk graaf, Olivier ridder, wat een hiërarchie is daarbij de interesse voor wat men het impliceert, en wordt de strijd veel sterker wereldbeeld zou kunnen noemen: de dan in het Frans in een religieus kader neerslag van religie en wetenschap in geplaatst. Daardoor wordt Roelant een dit werk. Men kan zich afvragen of het martelaar en wordt zijn optreden gered. toeval is dat hier het meer literair-histo-Deze verschuiving roept de vraag op of rische onderzoek op de achtergrond is zich in andere stofcomplexen vergelijk- geraakt ten faveure van een contextuele bare verschijnselen voordoen.
Verrassend is ook de bijdrage van boeiende vergezichten geboden.
Van Oostrom over de Flovent. Hij wijst Ten slotte, Besamusca doet onder-op de figuur van Rigaut, wiens naam zoek naar de Ogier. De Middelduitse ver- taling, die mede door Van Dijk is uitge- Justus Lipsius, Politica. Six Books of Politics
geven, bestaat uit twee delen, die elk met or Political Instruction. Edited, with trans-een proloog beginnen. De auteur van de lation and introduction by Jan Waszink. eerste duidt zijn collega’s aan als min- Bibliotheca Latinitatis Novae. Assen, strelen, die de dood van Ogier bezingen; Royal Van Gorcum, 2004. ISBN 90 232 hij zal diens jeugd laten horen. Die van 4038 3. XII + 840 pp. € 94,50.
de tweede lijkt een jonge ‘clerick’ te zijn geweest, een student dus. Hij omschrijft De Zuid-Nederlander Justus Lipsius zijn bezigheid als ‘schrijven’; zijn product (1547-1606) is vooral beroemd om de lijkt bestemd te zijn geweest om voor te neostoïcijnse boodschap van berusting lezen. Iets verder beschrijft hij een voor- drachtssessie in Vlaanderen, waar hij in in zijn tractaat De Constantia in publicis een aangenaam gezelschap verkeerde malis (Over standvastigheid bij algemene waar men verhalen en liederen ten geho- rampspoed) de wereld in zond. Het re bracht. Nadat hij dat met de jeugd van geluid vond gretig gehoor: in 200 jaar Ogier had gedaan, werd hem verzocht werd het boek ongeveer 80 maal her-nog meer over zijn held te vertellen. Als drukt en bewerkt, in verschillende talen. hij verklaart dat er geen ‘tutsche’ versie Minder bekend is dat hij in 1589 een daarvan voorhanden is, wordt hij door tweede best seller publiceerde, Politicorum een vrouw verzocht om een vertaling van sive civilis doctrinae libri sex, kortweg Politi-de Franse tekst daarover te vervaardigen. ca. Hierin behandelt Lipsius de politieke Kortom, was volgens de eerste proloog kwestie van de keuze voor een staatsvorm de ontstaansvolgorde Ogiers ‘olthede’ > en opnieuw werd zijn standpunt – hij zijn jeugd, de tweede proloog suggereert opteert voor een absolute monarchie het omgekeerde; de Duitse kopiist van – blijkbaar serieus genomen: het boek de Heidelberger codex zal de twee wer- werd tot 1760 50 maal herdrukt en er zijn ken dan hebben samen gebracht. Deze daarnaast 24 vertalingen en een aantal bevinding steunt Van Oostroms hypothe- bewerkingen van bekend, in het Frans, se dat het Middel nederlandse literaire Engels, Nederlands, Italiaans, Spaans, landschap uit eilanden bestond, die wel- Pools en Hongaars. Dankzij de Neolati-licht ook konden verschillen in de wijze nist Jan Waszink is daar nu een moderne, van presentatie. kritische drietalige editie bijgekomen.
Het merendeel van de bijdragen leest Dit vuistdikke deel in de serie Bibli-vlot; slechts in een enkele, zoals die van otheca Latinitatis Novae is tevens het Weddige, wordt de lijn van het betoog proefschrift van de editeur en opent overwoekerd door een overdaad aan fei- dan ook een studie van meer dan 200 telijkheden. Al met al is het een waardig pagina’s. Na een samenvatting van de afscheidsconcert geworden, dat naar ik Politica en een verantwoording van de vermoed nog lange tijd zal naklinken.
editieprincipes volgt de tekst zelf: op de linker bladzijde steeds het Latijnse Evert van den Berg
en Griekse origineel, op de rechter de Engelse vertaling. Een bibliografie en verschillende appendixen (o.a. met Lis- Bodin. Waszink stelt dat deze inkleding pisus’ aantekeningen bij de tekst) en diende om de lezer, die de stof ook uit indexen besluiten het boek. Belangrijk eigen lectuur kon kennen, te verleiden nieuw element bij dit alles zijn de archi- tot instemming met Lipsius’ ideeën. Het valia uit het Vaticaan. Omdat Lipsius ook is vooral het bronnengebruik dat het Macchialvelli’s omstreden vorstenleer boek voor cultuurhistorische onderzoe-verwerkte – waarin een ethisch verant- kers interessant maakt. Behalve in het woorde moraal minder zwaar woog dan genre van de vorstenspiegels hoort de staatsbelangen – belandde de Politica op Politica ook thuis in de cento, waarin aan-de roomse Index van verboden boeken. eengeschakelde citaten het voornaamste Lipsius paste daarop zijn tekst aan en de deel van de nieuwe tekst vormen, en de editie die hier het resultaat van was, uit loci communes, de thematische verzame-1599, is de voornaamste legger van de nu lingen van algemeen geldige uitspraken uitgegeven tekst. Waszink diepte in het (sententiae). Lipsius is een treffend voor-Vaticaan alle stukken over deze zaak op beeld van de geleerde commentarië-en reconstrueerde de gang van zaken.
rende lezer en verspreider van klassieke Men zou verwachten dat Lipsius recht- kennis. Waszink wil vooral daarop het streeks inspeelde op de contemporaine accent leggen en beargumenteert dat hij discussies over de ideale staatsinrichting, de evaluatie van Lipsius’ politieke denk-maar hij mijdt enigszins verrassend de beelden liever terzijde laat.
actuele situatie en zoekt evenmin de Dat voornemen was kennelijk nog theoretische kant van het debat. Hij is niet zo gemakkelijk uit te voeren. In er veeleer op uit langs indirecte weg een de inleiding worden toch veel pagi-moreel kader over leiderschap te geven na’s besteed aan de politieke context, (vooral in de eerste drie boeken) en inclusief een merkwaardigerwijs voorop daaraan praktische adviezen te koppelen geplaatst betoog – op een moment dat (voornamelijk in boek 4–6). Lipsius wil de lezer nog weinig van de inhoud of de een moreel positieve grondslag voor de achtergronden van de Politica weet – over staat aanwijzen, waarin hij Machiavelli’s de wetenschapshistorische ontvangst van realisme en manipulatieve technieken het boek, o.a. in de twintigste eeuw. Dat ten goede laat komen aan het algemeen loopt uit op een kritische beschouwing belang. De vormgeving is opmerkelijk: van het werk van Gerhard Oestreich, de Politica is een lange, door de auteur wiens ideeën over de neostoïcijnse inslag met passages van eigen hand aaneen- van de Politica door Waszink als eenzijdig geschakelde rij van 2669 citaten uit 116 gekwalificeerd worden. Deugden als zelf-voornamelijk klassieke literaire, histori- beheersing en gehoorzaamheid spelen sche en politieke schrijvers. Dat zijn voor- weliswaar een rol, maar de voornaamste al Romeinen, zoals de filosoof Seneca, de oriëntatie is toch machiavellistisch, oor-historici Sallustius en Tacitus en de mili- deelt hij, gezien het resolute en moreel tair Vegetius. Onder de Griekse auteurs realistische gebruik van macht dat Lip-is Aristoteles de belangrijkste; onder de sius voorstaat.
moderne zijn het Machiavelli en Jean Nu was de politiek natuurlijk een onontwijkbare zaak en Waszink probeert van zijn eigen hand) en vulde hij dat haar zoveel mogelijk te zien in het licht op met citaten? Waszink opteert voor
van Lipsius’ werk als filoloog, antiquaar, de tweede mogelijkheid, maar wellicht
geleerde en filosoof. Ook de verhouding worden Lipsius zo toch iets te veel kwa-
tot tijdgenoten en de ontvangst van het liteiten toegedicht. Welke auteur is in
boek in de Nederlandse context krijgen staat om zo’n enorm werk schematisch
ruim aandacht. Vooral de beschouwin- op te zetten, met alle bronnen al in het
gen over Lipsius’ keuze uit de klassieke hoofd? Thomas Rosenboom kan het en
auteurs en de literaire vormgeving leve- waarom zou Lipsius het dan niet gekund
ren veel interessante gegevens op. Was- hebben, maar een combinatie van beide
zink demonstreert hier grote kennis van methoden ligt naar mijn idee meer voor
zaken. Het hart van zijn betoog over de de hand. Nog een punt in verband met
bewerkingskwestie heeft mij echter niet de compositietechniek is de vraag of Lip-
helemaal overtuigd, met name de hypo- sius achter de gezaghebbende bronnen
thesen rondom het genre van de loci bescherming zocht voor zijn confron-
communes. Als bekend stimuleerde het terende politieke boodschap. Hoewel
Latijnstalige voortgezet onderwijs veel Waszink de interpretatiemogelijkheden
auteurs tot het aanleggen van lijsten uitgebreid bespreekt, behandelt hij deze
met gemeenplaatsen, waaruit ze later vraag niet.
naar believen konden putten. Er waren Evenals de studie is de uitgave van de
ook gedrukte sententie-verzamelingen tekst precies en erudiet. De editeur pro-
in omloop. De vraag hoe Lipsius te beert zo precies mogelijk het origineel te
werk ging wordt door Waszink enigszins volgen en slaagt daar goed in. Wel is het
ontweken. Hij meldt het bestaan van jammer dat een index op de loci commu-
door Lipsius zelf aangelegde lijsten met nes ontbreekt. Dat hier en daar inconse-
gemeenplaatsen (p. 54-55) en bestem- quenties optreden is bij zo’n omvangrijk
pelt ze tot ‘usable material’ zonder ech- corpus, met vele citaten en verwijzin-
ter een vergelijking met de Politica te gen, haast onvermijdelijk: zo wordt de
geven, zodat de lezer niet te weten komt Romeinse schrijver Sallustius nu eens bij
in welke mate de aantekeningen benut zijn volledige Latijnse naam, dan weer
zijn. Volgens Waszink zal Lipsius zeker bij de Engelse korte aanduiding Sallust
ook gebruik gemaakt hebben van com- genoemd, zonder dat de relatie verdui-
pendia (p. 56), maar welke dit zijn zou- delijkt wordt (zie de overzichten in de
den kunnen zijn heeft hij blijkbaar niet indexen op p. 825 en 837). Bij dergelijke
kunnen achterhalen. De kwestie is van zaken zou het goed zijn als de redactie
belang omdat ze licht kan werpen op van de Bibliotheca Latinitatis Novae wat
een tweede vraag, de manier waarop Lip- meer rekening zou houden met het zo
sius zijn tractaat gecomponeerd heeft. gewenste, niet-klassiek geschoolde deel
Verzamelde hij eerst citaten (mogelijk van haar publiek.
uit te identificeren bronnen) en schreef
hij die aan elkaar of had hij eerst een Lia van Gemert
raamwerk ontworpen (de schakelteksten
Richard Minne, Gedichten. Historisch-kriti-
en heruitgegeven, zelfstandige publicatie sche uitgave, verzorgd door Yves T’Sjoen. en heeft ook een historie als verhaal in 3 Delen (I: Teksten; II: Commentaar; III: een tijdschrift, een verhalenbundel van Apparaat). Gent, Koninklijke Academie Daisne, en een bloemlezing van moder-voor Nederlandse Taal- en Letterkunde ne Vlaamse verhalen.
2003. Literaire tekstedities en bibliogra- fieën nr. 7. 488, 580, 800 pp. ISBN: 90 structie van de volledige tekstgeschiede-72474 52 X. Prijs: € 50.- (inclusief CD- nis biedt Roelens helaas niet. Zijn ter-ROM).
minologie is onduidelijk en onvolledig. Termen als (passieve en actieve) ‘autori- Johan Daisne, De trein der traagheid. Tekst-
satie’, ‘kopij’, ‘legger’ hanteert hij niet of kritische editie door Xavier Roelens. slecht, het verschil tussen ‘manuscript’ Gent, Koninklijke Academie voor Neder- en ‘kopij’, en tussen ‘manuscript’, ‘typo-landse Taal- en Letterkunde 2004. Lite- script’ en ‘doorslag’, en tussen ‘druk-raire tekstedities en bibliografieën nr. proef’, ‘proefdruk’ en ‘drukproeven’ is 8. 136 pp. ISBN: 90 72474 56 2. Prijs: € niet scherp. Juist waar een complexe 15,95 (CD-ROM: € 25,95; boek en CD tekstgeschiedenis uit de doeken gedaan samen: € 35.-).
moet worden, is helderheid en abstractie gewenst. Roelens blijft helaas steken De Vlaamse editiewetenschap, meer in in een descriptie van de bronnen en het bijzonder het Centrum voor Tekstedi- gebruikt daarbij geen heldere sigla (PD: tie en Bronnenstudie van de Koninklijke drukproef, JD: correcties door Daisne, Academie voor Nederlandse Taal- en Let- PB: publicatie), en geeft in de paragraaf terkunde, is volop in bedrijf. Zo liggen ‘Tekstgeschiedenis’ niet aan welke versie nu twee delen voor uit de reeks Literaire heeft gediend als kopij of legger voor tekstedities en bibliografieën; een drie- een andere, terwijl daarin mede het delige, 1868 pagina’s omvattende, histo- probleem van de geschiedenis van deze risch-kritische editie van alle gedichten tekst zit. Een opsomming van de ‘Neder-van Richard Minne, en een bijna veer- landstalige geautoriseerde bronnen’ is tien keer kleinere, tekstkritische editie niet zinvol (los van de verwarrende sug-van één verhaal van Johan Daisne.
gestie dat er niet-verwerkte anderstalige Om met het ogenschijnlijk lastigste bronnen zouden zijn). Problemen zijn deel te beginnen: wat een ‘tekstkritische namelijk ontstaan met enkele niet-geau-editie’ is, weet ik niet. Zeller, Dorleijn, toriseerde bronnen. Alle informatie is noch Mathijsen bijvoorbeeld noemen wel aanwezig in het hoofdstuk ‘Tekstge-het genre in hun editietechnische ver- schiedenis’, maar niet in een eenvou-handelingen. Wat ‘tekstkritiek’ inhoudt, dige, toegankelijke presentatie.
is duidelijk; ze ligt ten grondslag aan iedere wetenschappelijk verantwoorde ‘tekstkritische editie’: een editie volgens editie. En er is zeker tekstkritiek nodig in de Engels-Amerikaanse ‘critical-text’-the-de casus De trein der traagheid: het verhaal orie, die streeft naar een ‘ideale tekst’, is bekend als een meermaals herdrukte waarbij veelal de laatste geautoriseerde versie maatgevend is (zie: Mathijsen, en werd hij door duizenden mensen Naar de letter). De verantwoording van gelezen.’ (118) Dat heeft nog maar wei-de keuze van de basistekst is warrig. nig met de wil van de auteur te maken. Pas na verloop van tijd wordt duidelijk Bovendien: feiten betreffende de recep-dat Roelens ‘de wil van de auteur’ volgt tie en het lezerspubliek ontbreken in (118). Dat de auteur tussen 1948 en 1978 deze editie. Roelens constateert: ‘Er is een wilsontwikkeling kan hebben door- […] geen eerdere (of latere) versie die gemaakt, komt niet ter sprake. Wel laat speciale aandacht verdient.’ (119) De Roelens meewegen dat het manuscript keuze van de basistekst is er – zo bezien en het typoscript van het verhaal niet als – dus een van lood om oud ijzer.
basistekst kunnen fungeren: ‘het [manus- cript] is een te vroege fase vol correcties ma’s, dialoogaanduidingen, beletselte-en verschillende lagen die onmogelijk de kens en accenten in de basistekst zijn van basistekst kan vormen’ (117). Toen Roe- geringe importantie. Op tal van punten lens ‘het typoscript en de drukproef uit tracht de editeur de auteur te verbete-1948’ die op basis van dat typoscript werd ren: diens (inconsequente) revisies voert gemaakt, collationeerde, trof hij geen Roelens consequent uit: een wordt één, veranderingen aan die ‘binnen het toen en dat soort ingrepen die alleen zin heb-al geschetste kader belangrijk genoeg ben voor een leeseditie voor een breed [waren] om mee in rekening te nemen.’ publiek; gezien alle bijgeleverde oer- en (117) De vraag is echter op grond van meta-tekst is daarvan geen sprake. Tot welke criteria ‘het’ kader werd geschetst slot wordt uitgelegd dat weliswaar de en waarom de ‘proefdruk [sic] van 1948’ uitgave van 1963 als basistekst is gekozen, vervolgens gecollationeerd werd met ‘de maar dat de ‘paragraaf-indeling’ (127) uitgave van 1974’. (117) Dat jaar versche- – dat wil zeggen de geleding in alinea’s nen er twee uitgaven, geen van beide als – is overgenomen van de uitgave van laatste tijdens Daisnes leven (er volgden 1950 (de alineaveranderingen zijn in een er nog drie).
lijst verantwoord). Men kan dus in plaats Dit alles staat in verband met de van een tekstkritische editie ook spreken keuze van de eerste zelfstandige publica- van een amalgaan- of composiet-uitgave, tie van het verhaal (1963) als basistekst: waarin het moeilijk is enige van de ooit ‘Het is de laatste versie waar Daisne zelf door de auteur zelf gerealiseerde uitvoe-aan heeft gesleuteld’ (118), zoals Roe- ringen in toto terug te vinden.
lens het verwarrend aanduidt; het is niet de laatste waaraan Daisne heeft kunnen opgaaf van de editeur zelf, overbodig: op ‘sleutelen’: latere drukken heeft hij, zo één na zijn ze ‘alle […] in Van Dale terug niet actief dan toch nog altijd passief, te vinden’. (133). Het opgenomen diplo-geautoriseerd. Voor Roelens’ keuze zou matische afschrift van het roman-plan is ook het volgende pleiten: ‘De meeste leuk voor de liefhebber, maar gezien de critici hebben deze versie gerecenseerd beoogde editievorm overbodig. De ‘bij-en op kleine spellingsveranderingen na gevoegde’ CD-ROM (118 en achterflap) is deze tekst in latere versies herdrukt bevat alleen transcripties van de docu- mentaire tekstbronnen, geen facsimile’s; T’Sjoen, ‘om voor de laatste geautori-fundamentele controle is niet mogelijk. seerde versie te kiezen, is de contempo-Overigens is de CD-ROM de facto niet raine receptie. De recensies van Minnes bijgeleverd; ze moet blijkens de aanbie- poëzie zijn alle gebaseerd op de defini-dingsfolder apart worden besteld (en tieve druk van de gedichten. Aangezien betaald).
Minne geen wijzigingen meer aanbracht in gepubliceerde gedichten, hebben die De historisch-kritische Minne-editie is versies het beeld van zijn dichterschap van een herkenbaarder soort en (anders bepaald. Mochten we opteren voor de dan de Daisne-uitgave) geheel geschoeid vroegste versie als basistekst, dan zou een op de leest van Mathijsens Naar de letter ander beeld zijn ontstaan, dat we wel als en de CHI-reeks Monumenta Literaria geautoriseerd maar niet als definitief Neerlandica, in het bijzonder het meer- konden beschouwen.’ (II: 11) Maar het malen genoemde Nijhoff-deel (1993). De weergeven van een auteursbeeld is niet arbeidsintensiviteit van het historisch-kri- het doel van deze ‘Minne-documentaire’ tisch editeren straalt af van deze driedek- (II: 6), waarin, zoals T’Sjoen aangeeft, ker van bijna 4,5 kilo. De verantwoording biografische, poëticale, receptiehistori-is bijzonder gedetailleerd, maar doet – sche, intertekstuele en cultuurhistori-voor de niet-ingewijde lezer – waarschijn- sche informatie niet thuis zouden horen lijk weinig af aan de gebrekkige, dwarse (II: 6). Daar komt bij dat de compositie toegankelijkheid die deze edities helaas van Minnes enige echte bundel, In den eigen is. De aangeboren editeursneiging zoeten inval, in het tekstdeel toch ‘op om een model te kiezen en daarvan af geen enkele manier te achterhalen’ is te wijken, speelt daarbij ook een rol. Zo (II: 19). Bovendien staat een leestekst als kiest T’Sjoen (anders dan de Nijhoff- het goed is ‘in functie van de inrichting editie) als basistekst de laatste geautori- van het variantenapparaat.’ (II: 10)seerde versie van ieder gedicht, terwijl hij een progressief varianten apparaat han- standaard en de Nijhoff-praktijk is de teert, en de chronologische volgorde keuze voor onevenwichtige sigla. Een van de teksten baseert op de vroegste vol- manuscript wordt aangeduid met ‘M’, tooide versie. De argumentatie voor deze een drukproef met ‘P’, een tijdschriftpu-opzet is niet overtuigend, zelfs irrelevant: blicatie met ‘T’, een druk van een boek ‘Vaak hebben gedichten pas in de laatste echter niet met ‘D’, maar met bijvoor-definitieve fase hun vorm gevonden. De beeld ‘Idzi’ (In den zoeten inval; geluk-vroegere versies zijn ontegenzeggelijk kig wordt In den zoeten inval en andere minder betrouwbaar [!] dan de laatste gedichten aangeduid met ‘VG’). Hierdoor voltooide versies.’ (II: 10) Hieruit spreekt ontstaan in de linkermarge spatieloze de doelstelling om de laatste, poëticale siglakluwens als: M1TM2-3Idzi0-2WS1-2VG auteursintentie te honoreren, en niet (III: 422). Was er gekozen voor één soort om een kale, editoriale databank samen van siglering én zouden niet alle sigla te stellen (wat ook gesuggereerd wordt: exact genoemd zijn maar waar mogelijk II: 6). ‘Bijkomend argument’, noteert samengevat (zoals in de Nijhoff- en de recentere Achterberg-editie), dan had er partners – Roelants en Herreman – een in het onderhavige geval kunnen staan: weloverwogen plaats heeft geboden. Bij M1–D5. Zo’n schralere marge vergt min- der zetbreedte en dat zou ruimtewinst dat in veel gevallen de commentaar zo zijn voor de varianten, die in deze editie slecht is opgemaakt, dat de tekst rechts zozeer in de verdrukking zijn gekomen van de pagina valt; ook in deel II verliest dat soms binnen een synopsis overgestapt de editeur regelmatig de macht over de moest worden op een kleinere letter. Het tekstverwerker. Ik ga voorbij aan de titel, lezen van synopses, toch al geen pretje, die op het omslag anders luidt dan op wordt zo een oefening in optische acco- de titelpagina en die in deel I anders is modatie.
dan in deel II en III, maar wijs er wel op De (typografische) uitvoering is ook dat er in deel II twee alinea’s beginnen in andere opzichten een droef stem- met ‘[voor publicatie aanpassen, yt]’ (II: mend aspect van deze editie. Deel I en III 36, 47), dat de apostrofes in het apparaat zijn geprint in een lelijke, niet-proporti- en ook in deel II alle kanten opwaaien, onele Courier-letter. Wat deel III betreft, dat de nummering van de gedichten op is dat misschien gedaan om tekstdelen de in het verkeerde deel ingevoegde CD in het apparaat onder elkaar te kunnen (met schitterende facsimile’s overigens!) plaatsen; voor deel I, met louter klare niet in alle gevallen strookt met die op leestekst, geldt dat niet. Deel II, waarin papier. Door dit alles kom ik niet aan onder andere de systematiek van het vari- de inhoud van deze editie toe binnen antenapparaat met talloze voorbeelden het toch al ruimschoots overschreden uit deel III uit de doeken wordt gedaan, bestek.
heeft een aantrekkelijker, proportionele Times New Roman. Het ergste is, dat de of een norm is me niet heilig, maar
keuze voor die Courier, die gezien deel een afwijking moet wel functioneel zijn.
II niet nodig is, helemaal niets heeft Helaas laten beide edities op dat vlak
opgelost. De synopses zijn werkelijk abo- veel te wensen over.
minabel opgemaakt: de meeleestekens
zwerven over de pagina, recht of schuin- Fabian R.W. Stolk, Utrecht, juni 2005
links of schuin-rechts onder een al dan
niet mee te lezen tekstdeel; de lezer mag
het zelf uitzoeken, gokken wat de bedoe-
ling van de editeur was. De uiterlijke
verzorging van deze editie is eigenlijk
een belediging zowel van de lezer als van
de editietechniek, zeker waar T’Sjoen
zijn best gedaan heeft om alle varianten
in spelling, interpunctie en accenten
waar mogelijk en wenselijk integraal op
te nemen, en zelfs de correctievoor-
stellen van Minnes poëtische sparring

Source: http://www.letterkunde.letterentijdschriften.nl/document_articles/213.pdf

Artigo tabaco

TABACO: Hábito, tratamentos… que acadamos ao deixalo. Parece doado falar do tabaco e de fumar cando non se fuma pero non tanto cando se fuma. É moi fácil empezar a conumilo, pero é difícil deixalo. Pese a todas as campañas das últimas décadas segue a ser un hábito daniño moi estendido no noso país. O 33% dos españois de 15 anos ou máis fuma tabaco na actualidade. Somos os qu

Microsoft word - 07 - fever.docx

7) Fever– A Clinical Approach - Dr. Sabir Definition • An oral temperature exceeding 37.2°C in the early morning and 37.7°C in the late afternoon or evening (Rectal temperatures are higher by approximately 0.6°C ) Diurnal variation • The mean diurnal temperature oscillation is approximately 0.5°C, with women generally having slightly higher normal temperatures than men. Te

Copyright © 2011-2018 Health Abstracts